Delpher Nederlands dagblad 25-06-1992

Laatste pianofabrikant in de Benelux gaat in Rusland produceren

door André Groenewegen

Requiem voor Edese Rippen voorbarig

Ede - "Als Amadeus geweten had dat Rippen zulke uitstekende piano's bouwde had hij vast in deze eeuw geboren willen worden". Een opvallende reclameposter in de ontvangsthal van pianoproducent Rippen in Ede. De luxe hal doet vermoeden dat het bedrijf nog volop in beweging is. Schijn bedriegt. Afgezien van een paar bijzonder fraaie piano's is het gebouw verdacht leeg. Nieuwsgierig als we zijn lopen we achter een oudere medewerker verder het gebouw binnen. Wat opvalt is de kale receptie. Geen vriendelijke dame die even de weg wijst. Ook de productiehallen, waar voorheen 5000 piano's per jar werden gemaakt door zo'n 250 medewerkers, ademen een sfeer van rust. Kale vertrekken met hier en daar nog een enkele productiemedewerker. Voor Rippen is het produktietijdperk in Nederland verleden tijd. Door de hoge loonkosten heeft de leiding van het bedrijf uiteindelijk beslist het produktieproces over te hevelen naar Sint Petersburg in Rusland. Met het geprivatiseerde Russische bedrijf Piano Factory Formerly J. Beeker is inmiddels een samenwerkingsovereenkomst getekend: Rippen gaat wereldwijd de merken Rippen en Baltika verkopen, Piano Factory in Rusland gaat de produktie van Rippen-piano's verzorgen onder toezicht van technici uit Nederland. De loonkosten in Rusland bedragen 25 gulden per medewerker per maand, terwijl in Nederland minimaal 35 gulden per uur per medewerker moest worden betaald.

Ambacht

Rippen in Ede, de enige fabriek in de Benelux die nog piano's maakte, werd opgericht in Den Haag in 1937 door ambachtsman J.J. Rippen, die, zonder dat daar een machine aan te Pas kwam, drie piano's per jaar produceerde. In 1950 verhuisde het bedrijf van Den Haag naar Ede. In Ede werd naast het ambachtelijk handwerk de hulp van machines ingeschakeld . "Ik meen dat Rippen nog binnen Ede is verhuisd naar het pand waar we nu zitten", zegt huidig directeur M. Grossnickel. Het bedrijf liep goed. In 1940, het bedrijf was inmiddels behoorlijk geroeid, maakte Rippen 50 piano's per jaar, in 1950 werden 500 piano's geproduceerd en op het hoogtepunt, in 1960, 5000 piano's. Het eenmansbedrijf groeide uit naar een bloeiende zaak, waar 250 mensen hun brood verdienden. Naast de fabriek in Ede had Rippen ook een vestiging in Hoogeveen en een in Ierland. "Op dit hoogtepunt zette het bedrijf per jaar zon twaalf miljoen gulden om. In 1961 begonnen de problemen" verhaalt Grossnickel. "De oude Rippen was een man die veel tijd en geld stak in innovatie. In lerland heeft Rippen geprobeerd een kunsststof piano te bouwen. De kunststof piano kon het niet opnemen tegen de traditionele houten instrumenten. Uiteindelijk mislukte het project en werd de lerse fabriek na een aantal jaren failliet verklaard". Het bedrijf leed onder het faillisement. De financiële dreun, in lerland opgelopen, galmde in Nederland na. Daarnaast speelde het probleem van grote concurrentie. Rippen moest het opnemen tegen goedkope Oosteuropese en Japanse piano's. Het geslonken eigen vermogen en de toenemende concurrentie leidden uiteindelijk tot het opdoeken van de Hoogeveense vestiging. Hoewel het in Ede nog een tijdje goed ging, kon het bedrijf in 1985 de grote concurrentie en de slechte verkopen financieel niet meer aan. Ook de Edese vestiging moest bakzeil halen, de pianofabrikant werd failliet verklaard. Economische Zaken In 1985 kreeg de Staat der Nederlanden zeggenschap over het bedrijf. Economische Zaken pompte 2,3 miljoen in Rippen en zette een paar mensen in het bedrijf die moesten bekijken of het met Rippen nog wat zou kunnen worden. "Met Economische Zaken werd het dus niets. Rippen kon niet slagvaardig genoeg reageren op de situatie in de markt. De enorme bureaucratie verhinderde dat. Twee zoons van Rippen, de heren P.J. en N. Rippen hebben toen naar een financier gezocht die het bedrijf wilde overnemen. Dat is gelukt. In 1989 nam de Amerikaanse pianoconcern Key Lard Rippen over. Een zeKere van Driel vormde samen met de broers Rippen de leiding van het bedrijf". Onenigheid tussen de broers en Van Driel over het te voeren beleid (wel of niet uitbreiden) maakte dat één van de broers, N. Rippen, zich uit de zaak terugtrok. "Om het verhaal kort te houden: P.J. Rippen heeft via een management-buy-out het bedrijf eind jaren tachtig weer teruggekocht van Kay Lard. De pianofabriek Rippen was weer in familiehanden". De periode dat de familie Rippen zeggenschap voerde over het bedrijf is maar betrekkelijk kort geweest. De Kuweitcrisis en de Golfoorlog eind 1990 begin 1991 had als gevolg dat de vraag naar piano's dramatisch daalde. "Met een produktie van 4500 piano's per jaar en een stilstaande vraag kom je snel in de problemen. De jaarcijfers toonden dat dan ook aan. Over 1990 werd een verlies van ik meen tussen de zes er negen ton geleden. In februari 1991 volgde het tweede faillisement".

Financier

Voor de tweede keer is er gezocht naar een financier. Weer lukte het iemand te vinden. Dit keer was het K. Malenstein, eigenaar van de gelijknamige transportonderneming in Ede. "Het bedrijf Rippen werd rechtstreeks zijn eigendom. Op 2 april 1991 is weer begonnen met het bouwen van piano's onder leiding van P.J. Rippen. Het plan was om 2000 piano's per jaar te verkopen. De omzet die daarbij hoort, ligt rond de tien miljoen. Zon kleine veertig mensen konden weer aan het werk". Op grond van een klantenonderzoek meende P.J. Rippen dat er in het nieuwe seizoen, vanal september, een grotere vraag zou komen naar piano's. Hij verzocht daarom de produktie te verhogen van 2000 naar 2500 piano's". September kwam wel, de klanten kwamen niet. Weer zat Rippen met een groot probleem. In oktober 1991 werd M. Grossnickel directeur van de pianofabriek. Op verzoek van de aandeelhouders moet hij Rippen financieel en organisatorisch herstructureren. Grossnickel kwam vrij snel tot de conclusie dat de produktie moest worden gehalveerd. Ook het personeelsbestand, toen al teruggelopen naar 42 mensen, moest in twee fasen terug naar 30 medewerkers.

Piano Factory

Min of meer toevallig kwam Grossnickel in contact met de Russische partner. "Dat was op de Frankfurter Music Messe. Piano Factory, onze nieuwe partner, bleek niet te beschikken overeen degelijk verkoopapparaat. Ons probleem is dat de grote produktie-aantallen, welke nodig zijn om concurrerend te werken, in Nederland niet konden worden gehaald omdat de loonkosten hier te hoog zijn. Een mooie oplossing dient zich dan aan. Nederland zorgt voor de verkoop, wereldwijd van Rippen en Baltika piano's, terwijl de produktie in Rusland geschiedt." Grossnickel geeft toe dat hij met het nemen van deze stap toch een behoorlijk risico heeft genomen. Zeker wanneer de nieuwe economische gedachte in Rusland niet van de grond komt. De afzet van piano's op de Russische markt kan so wie so wel vergeten worden. Alleen de dagelijkse levensbehoeften leveren voor de Rus al voldoende problemen op., "De aanschaf van een piano komt zelfs helemaal niet in het gedachtenpatroon voor. Het land heeft een probleem en is er aller belabberdst aan toe. Ik geef toe, daar moet je je ogen niet voor sluiten. Aan de andere kant, er zitten wel degelijk positieve kanten aan deze fusie vast. Ten eerste heeft St. Petersburg al in vroeger tijden intensieve contacten gehad met het Westen. Denk bij voorbeeld eens aan Peter de Grote. Die contacten zijn met de nieuwe vrijheid weer tot bloei gekomen. Ik heb nog niemand gesproken die terug wil naar het communistische systeem, ondanks de geruchten. Ten tweede: De mensen willen werken. Zeker in een geprivatiseerd bedrijf. Ten derde richten wij ons niet op de Russische markt. Onze contacten met West-Europa, Hong Kong, Singapore, Amerika en Canada hopen we nog meer te verstevigen. Ten vierde: De directeur van de Russische fabriek was voorheen in dienst van de gezamenlijke pianofabrieken in Rusland als hoofdingenieur. Het is een zeer bereisd man, weet wat er op de markt te koop is en kent de managementideeën van diverse ondernemingen. Na de omwenteling is hij directeur van Piano Factory geworden, omdat dit bedrijf als beste pianofabriek uit de bus kwam". Om toch de risico's enigszins te spreiden, is de joint-venture in Nederland opgericht. "Mocht het toch staan te gebeuren dat Rusland terugvalt in het oude systeem, dan kunnen we nog altijd blijven samenwerken. Ook tijdens het communisme kwam het wel voor dat Russen met Westerse bedrijven samenwerkten".

Goedkoper

Grossnickel hoopt dat binnen nu en zes maanden de eerste Rippen piano van de Russische band rolt. Door Nederlandse technici naar Rusland te sturen, moeten de piano's dezelfde kwaliteit krijgen als die uit de fabriek in Nederland. Qua prijs kan nu goedkoper geleverd worden: dat is winst. De toekomstverwachting is dan ook dat er 1500 Rippen-piano's en 5000 Baltika-piano's per jaar zullen worden verkocht. "Misschien aardig om te weten dat de vuurrode Baltika's tijdens het communisme 'Red Oktober' heetten. Alles wat naar rood zweemt, is overboord gegooid. Voor mezelf ben ik er nog niet over uit of 'Red Oktober' toch geen betere naam was geweest. Daar gaan we nog eens op studeren".