Het Portgebied en zijn plaats in het stadsdeel Ede-Zuid

HET POORTGEBIED EN ZIJN FLAATS IN HET STADSDEEL EDE-ZUID

Tekst: Jaap Nijdam, i.o.v. Vereniging Oud-Ede.
Vastgesteld in de bestuursvergadering van 12 mei 1993

INLEIDING:

In oppervlak behoort de gemeente Ede tot de grootste in Nederland. Naar bevolkingsaantal is ze dat niet. De kern Ede telde in het voorjaar van 1993 59.716 inwoners. Eind 1900 woonden in het toen nog ver noordelijk van de spoorlijn Arnhem-Utrecht liggende centrum van het dorp 4023 mensen.

Ede-Zuid telde nog weinig inwoners. Alleen het zuidelijk van het station liggende villapark Maanen bestond. Het was de eerste aanzet tot een nieuwe wijk. Het villapark ontleende deze naam aan het buurschap Maanen. Het buurdchap werd, na de verkoop van de laatste  "gemene gronden" in 1911, opgeheven.

Het dorp Ede lag in het tot op dit moment bestaande buurschap Ede-Veldhuizen. Een buurschap was van oudsher een plattelandsgemeenschap. De buurschappen, die samen het Ambt Ede vormden, maakten nooit een met een stad vergelijkbare ontwikkeling door. Ede heeft in vroeger tijd nooit stadsrechten gekregen. Zelfs nadat het Ambt Ede rond 1800 de gemeente Ede was geworden.lieten verdere sociaal/economische ontwikkelingen, liet de "moderne tijd” nog lang op zich wachten.

De "moderne tijd" was ondermeer de versnelling van het vervoer en de industrialisatie. Die deden in Nederland hun intrede vanaf het midden van de 19e eeuw. Ingrijpende veranderingen. met daaruit voortvloeiende groei van de bevolking, begonnen in Ede in het eerste deel van de 20ste eeuw.

Na de komst van de kazernes in 1905 en de vestiging vanuit Arnhem van de Nederlandse Kunstzijdefabriek (ENKA) in 1918 ontstond de ontwikkeling van de plaats Ede naar de huidige vorm (anno 1993). De kazernes en de ENKA werden de
grote groei-impulsen in het dorp. Door hun komst zou in Ede de eerste sociale woningbouw gaan plaatsvinden.

De ENKA koos Ede als vestigingsplaats vanwege de lage aankoopprijs van de grond en de aanwezigheid van goed grondwater. Verder speelde de nabijheid van de spoorlijn mee, die een snelle verbinding met ondermeer het Duitse achterland mogelijk maakte. De geringere looneisen van de bevolking, in vergelijking met die in de stedelijke gebieden in het westen van het land, waren een ander belangrijk punt,

De vestigingsplannen van de ENKA-fabriek waren naar Nederlandse begrippen revolutionair. Niet eerder werd in Nederland een fabriek gehuisvest, die zo groot was en zoveel werkgelegenheid met zich meebracht.

De fabriek kon gebouwd worden na verkregen instemming en medewerking van de gemeente. Bij deze instemming speelde de buiten de gemeenteraad omgaande bemiddeling van burgemeester Mr.Dr. C.O.Fh. Creutz (1917-1938) een
belangrijke en beslissende rol. De Edese raad had hierbij nogal eens het gevoel voor voldongen feiten geplaatst te worden.

De ENKA in Ede kende vanaf het begin tot aan de economische wereldcrisis in 1929 een bijzonder sterke groei. Tot 1925 werkten +/- 2000 arbeiders in de fabriek. Dit aantal steeg tot 5400 in het crisisjaar 1029. Werknemers moesten in grote aantallen van elders worden aangetrokken.

De militaire bebouwing ten noorden en het ENKA-complex ten zuiden van het station verbraken het tot die tijd geldende landelijke karakter van de streek. De handelingen, die rond deze vestigingen plaats vonden, stegen uit boven wat men in een doorsnee Veluws dorp in die tijd gewoon was.

De militaire en latere industriële activiteiten trokken anders ingestelde groepen bewoners aan. De nieuwe inwoners verschilden in sociaal gedrag , in religieuze overtuiging , in culturele behoeften en in verdere wensen in sterke mate van dat wat tot dan in Ede gewoon was.

DE WONINGBOÜW

Het aantrekken van grote aantallen arbeiders van elders vroeg om woningbouwactiviteiten ten behoeve van deze groep. In het najaar van 1919 werd de woningbouwverenigng "Vooruit" opgericht . Men zou het een "fabriekswoningbouwvereniging" kunnen noemen. Zij had als doel een vereniging te zijn "uitsluitend in het belang der volkshuisvesting werkzaam". Hen had
het plan westelijk van de fabriek en het villapark Maanen een 300 woningen te bouwen .

Met de gemeente werd een overeenkomst gesloten voor de bouw van 147 woonhuizen, 6 winkelhuizen, 1 kantoor, 1 badhuis en 1 magazijn (1920). Een badhuis kwam er niet in Ede-Zuid. Ondanks dat badhuis is het gebouwde complex tot in deze tijd nog vermeldenswaard, omdat het ging bestaan uit een 30-tal verschillende woningtypes. De zogenoemde "Amsterdamse school" in de architectuur is in de woningen tot op dit moment in deze buurt nog zeer herkenbaar aanwezig.

Woningbouwvereniging "Vooruit" kreeg een voorschot voor de bouw van het eerste deel van het tuindorp. Een eerste voorschot ondanks volgende te noemen bezwaren vanuit de gemeenteraad: -men was vóór verkregen toestemming van de raad met de bouw begonnen; -men bouwde halfsteensmuren en niet de door de gemeente geëiste eensteensmuren.

De bouw ging door. De burgemeester deelde mee dat ten aanzien van de muren tot ontheffing was besloten. Het eerste complex kwam ten oosten van de Kerkweg te liggen.

In 1922 besloot de raad een nieuw voorschot te geven voor de bouw van het tweede complex van 140 woningen. Dit kwam te liggen aan de westzijde van de Kerkweg.

De raadscommissie kon het eerst gebouwde complex na v0otooiing niet bijzonder waarderen. De architect ontwierp hierop, in afwijking van het vorige bouwplan, voor het nieuwe deel een mer open bebouwing. Dankzij het door de gemeente in 1922 toegezegde voorschot van enkele miljoenen kon in 1924 met de bouw worden begonnen. De ENKA gaf, net als in het eerste bouwplan, ook hier financiële steun .

Het bedrijf had door de jaren heen in het bestuur van "Vooruit" grote invloed. Het aandelenkapitaal van de woningbouwvereniging was grotendeels in handen van het bedrijf. Verder bezaten leden van het bedrijfskader aandelen. Zij namen de helft van de exploitatiekosten van de woningbouwvereniging voor hun rekening. Dit voor zover die kosten niet ten laste van de gemeente kwamen.

Ondanks nieuwe twijfels van de raad over de deugdelijkheid van de woningen werd ook dit deel van het tuindorp gebouwd. Rond 1925 waren alle woningen verhuurd.

Opmerkelijk is, dat zich daarna een vrij snelle leegstand van woningen begon voor te doen. Rond 1931 werd éénderde van de ruim 300 huizen niet meer bewoond. Deze leegstand had verschillende oorzaken:

- Grootschalig was hierin het instorten van de wereldeconomie met alle gevolgen die dit had voor de werkgelegenheid in de
- Lokaal waren dat al vanaf 1925 rond de Woningbouwvereniging bestaande probleempunten:
   a) de door "Vooruit" zonder gemeentelijke toestemming gedane uitgaven;
   b) de door "Vooruit" te hoog gevonden kosten van de door de architecten berekende door hen verleende diensten;
   c) de door geschilpunten ontstane financiële betalingsachterstand van "Vooruit” in terugbetaling van de gemeentelijke
      voorschotten
   d) De verhuizing van veel inwoners naar nieuwe woningen tussen de Kolkakkerweg en de Verlengde Maanderweg.

Na overleg tussen de gemeente en de na een fusie van de ENKA in 1928 ontstane Algemene Kunstzijde Unie (AKU) werd in 1831 door elk de helft van de ten laste komende kosten betaald. Aan het eind van de 30er jaren waren, mede door aangebrachte verbeteringen in de huizen, alle woningen weer verhuurd.

Tot het complex behoorden een aantal wat grotere woningen aan de Blokkenweg en de Twijnstraat. Deze woningen,voornamelijk bedoeld voor huisvesting van leidinggevend personeel, blijven in dit artikel buiten beschouwing.

DE WAARDE DIE EEN WOONWIJK KAN HEBBEN:

Het in de 20er jaren ontstane "tuindorp" rond het Poortplein kent in het noordelijker deel van Ede twee vergelijkbare wijken met een tuindorpachtig karakter:

- De onderofficierswoningen rond het kruispunt Klinkenbergerweg Eikenaan, gebouwd na de komst van de kazernes in 1905; (1)
- De woningen tussen de Kolkakkerweg en de Verlengde Maanderweg, die na de Vooruit-woningen in het tweede deel van de 20er jaren gebouwd werden.(2)

Beide complexen zijn in omvang kleiner dan die van de woningbouwvereniging "Vooruit" in Ede-Zuid. Beide wijken zijn wel gerenoveerd. De huidige aankleding van met name de Kolkakkerweg en omgeving is bijzonder, omdat het complex meer uitstraling gekregen heeft dan het voor de renovatie had.
Men kan zeggen dat de groep onderofficierswoningen bij de Klinkenbergerweg en de woningen aan de Kolkakkerweg e.o. mede beeldbepalend zullen zijn in een toekomstig Ede-Noord.

Dezelfde gevolgen kan een goede renovatie van het Poortgebied voor Ede-Zuid hebben. Wijlen oud-gedeputeerde en ook oud-voorzitter van de Vereniging "OUD-EDE", dr.H.J .van Eck omschreef in zijn studie "Boeren en fabrieksarbeiders" in 1838 de ENKA-woningen als een “stedelijk" tuindorp, naar bouw visueel bewonderenswaard en opvallend, maar naar woongenot en naar sociaal welzijn veel minder geslaagd. (3)

WAT DOET DE GEMEENTE EDE MET HET POORTGEBIED

Over dit Poortgebied in Ede-Zuid Hordt op dit moment gediscussieerd. Is het complex het waard:

- Binnen de plaats Ede behouden te blijven als een monument?
- Geboekt te staan als uniek tuindorp, een aftekening van een periode?
– Een aanduiding te zijn van een van de eerste sociaal-economische ontwik-
  kelingen in de plaats Ede in de richting van wat het in 1993 geworden is?
- Gezien te worden in het unieke van haar bouwstijl, wanneer men het vergelijkt
  met de Edese wijze van bouwen in later tijd (30sr tot 70er jaren)? (4)

Het Poortgebied moet in de 90er jaren in Ede gezien worden als een eerste, in e tijd van de bouw nog geïsoleerd liggend, stedebouwkundig (zie van Eck) monument. Een deel van de plaats waarop men vanuit het "oude Ede", het centrum, neerzag, maar ook dat deel van die plaats, dat in deze tijd naar bouw en vormgeving binnen Ede uniek is.

Het fabrieksgebouw van de ENKA is een industrieel monument. Het daar sterk aan gebonden tuindorp in het Poortgebied is dat evenzeer. Het is een woongemeenschap, die in de komende decennia een eigen aparte plaats kan krijgen in een verstedelijkend Ede-Zuid.

Dankzij het behoud van deze buurt kan de route langs het Poortplein een deel van een fiets- en wandelroute tussen de Rietkampen en de locaties rond het station Ede/Wageningen worden. Het Poortgebied zou in een nieuw Ede-Zuid het eentonige van een toekomstige nieuwbouw op een totaal eigen wijze kunnen breken.

In het kader van een veranderend Ede-Zuid, zou het behoud van het Poortgebied een belangrijk punt zijn. Uiterlijke en innerlijke restauratie en renovatie van de buurt past hierin. In een dergelijke beslissing zou het moeten gaan om de woningen aan de Poortlaan met het unieke Hofje, het Poortplein, de Nijverheidlaan, het Nijverheidplein, de Blotenberglaan, het Kortelaantje, de Graafhoek en "delen" van de Twijnstraat, de Zijdelaan, de Kerkweg, de Kempjeslaan en de Parkweg. Dit laatste voorzover in deze "delen"-groep de huizen een rol spelen in het behoud van het karakter van de eerst aangeduide groep.

Het gemeentebestuur en daarmee de inHoners van de gemeente Ede zouden zichzelf nog eens tegen kunnen komen waar het het "inbouwen" van de plaats Ede betreft. En dat '"inbouwen" is anno 1993 een wezenlijk punt. De wijk Rietkampen raakt vol. Een deel van Doesburg, noordelijk van de wijk Veldhuizen, volgt daarop. Wat komt daarna?

Grootschalig bouwen binnen de plaats eist beleid vooraf. Een dankzij of ondanks zichzelf zo snel groeiende gemeente als Ede is, vraagt stedebouwkundig beleid. Toekomstige stedebouw zal zich steeds meer gaan richten op de huidige bebouwde kom. Ede heeft hier plaats, nog betrekkelijk veel zelfs. Een dergelijke planning vraagt echter beleid, beleid dat bij veel inwoners pijn zal doen.

Met betrekking tot het Poortgebied kan een groot deel van de bebouwing ingepast worden. Ingepast kan worden de straatzijde van het hier besproken complex. Voor het in grote delen van het complex zeer ruime tuingebied kan dat niet. Hier, in het in die tuinen liggende gebied, is het punt waar de stad Ede-Zuid naar de tuinstad Ede-Zuid kan toegroeien. Om de overgang van een "oud" naar een "nieuw" Ede-Zuid, dat ontstaat, kan men niet heen. Een dergelijke groei geeft echter de mogelijkheid een "gerestaureerd" Poortgebied in de toekomst te behouden.

Het behoud van het Poortgebied zou een belangrijk deel van de inwoners van die buurt genoegen doen. Daarbij zou de p1aats Ede naast een respectabele kerk, een imposant gemeentehuis, een monumentale kunstzijdefabriek, een boerderijtje aan de Driehoek, een prachtig functioneel stationsgebouw in het "dorp", een monumentale woongemeenschap kunnen behouden. Een woongemeenschap die in de ontwikkelingen in de gemeente in het begin van deze eeuw en later een zo be belangrijke rol heeft meegespeeld.

OPMERKINGEN

1) DaL bij de Klinkenbergerweg is het kleinst. Een deel is zelfs gesloopt toen de Verzorgingsflat “de Klinkenberg" gebouwd werd. Sinds de aanleg van de Klinkenbergerweg in haar huidige vorm (1975/1980) kan het eigenlijk niet meer een tuindorp genoemd worden. Eenzelfde uitstraling als het gebied rond het Poortplein hebben de resterende huizen behouden. Dit valt op wanneer men vanaf het gemeentehuis over de Klinkenbergerweg in de richting Bennekom rijdt. Ter hoogte van het "De Klinkenberg" heeft men, naar rechts en vooruit kijkend, nog sterk de indruk een buurt in te rijden. De huizen zijn hier In hun waarde gelaten en maken ook nu nog een bijzonder goed onderhouden en verzorgde indruk.

(2 ) De huizen ten zuidenn van de Kolkakkereeg, de Talmalaan , Den Brink, Brinkweg, Patrimoniumlaan en Verlengde Maanderweg zijn een aantal jaren geleden gerenoveerd. De tijdens de renovatie gebruikte steensoort wijkt naar kleur en vorm sterk af van die van de oorspronkelijk gebruikte en speelt daarin een storende rol. Door veranderd gemeentelijk beleid gebeurde de renovatie van de aanvankelijk voor sloop bestemde huizen aan noordzijde van de Kolkakkerweg later. De renovatie lukte hier visueel beter dan bij die in de eerder genoemde straten.

3) H.J.van Eck, Boeren en fabrieksarbeiders - Een sociografie van de gemeente Ede, Amsterdam, 1938, Uitgeverij Contact.
p.130: “V1ak bij de spoorlijn van Utrecht naar Arnhem ligt rn complex van nieuwe woningen dat er in het geheel uitziet alseen stedelijk tuindorp. Een gedeelte van de buurt bestaat uit grote dubbelwoningen [niet besproken], een deel uit kleinere en een deel uit huizen die in een rij aan elkaar gebouwd zijn. Voor, achter en voor zover mogelijk opzij van de huizen bevinden zich tuintjes. De huizen bevatten meest beneden twee vertrekken, boven twee of drie en enige zolderruimte en verder heeft men nog een schuurtje. Hen woont vlak naast elkaar, kijkt in het tuintje en achterin de keuken bij de buren en hoort zeer veel van wat er in het naastgelegen huis gebeurt.
De bewoners van de buurt verschillen onderling in allerlei opzichten, ze zijn niet van dezelfde politieke en godsdienstige richting, ze komen uit verschillende streken, zijn voor een deel van afkomst plattelander en voor een deel stedeling. Verder beoefenen de bewoners hier ook allerlei verschillende beroepen. Velen zijn echter op de kunstzijdefabriek werkzaam en doen dus enigszins hetzelfde werk. het aantal daarvan was vroeger nog groter, oorspronkelijk werd de buurt bijna geheel bewoond door ENKA-personeel."

4) Het hele tuindorp is in de 6Oer jaren in onderhoud geweest. De woningen werden verbouwd en verbeterd, maar niet volgens een door de toenmalige Centrale Woningstichting bij het toenmalige Ministerie van Volkshuisvesting ingediend plan. Dit plan was de bewoners getoond. Terwijl in het tuindorp in 1963 in een tweetal woningen proefopstellingen waren gemaakt, die de buurt kon bekijken, kwam van het ministerie een afwijzing van het ingediende verzoek. Het plan was te duur en het regeringsbeleid hield bezuiniging in. De daarna uitgevoerde verbetering en verbouwing gebeurde niet op de manier zoals het de bewoners was voorgesteld en een duidelijke verklaring hierover werd nooit door de Centrale Woningstichting gegeven. Dit zette weerstand bij de inwoners, een weerstand die bij de ouderen nog altijd leeft.

ANDERE GEBRUIKTE BRONNEN ZIJN:

- Onderzoeksrapport Poortgebied Ede-Zuid. Monumentencommissie Ede, mei 1992.
- Een stapje vooruit, Sociale woningbouw door de ENKA in Ede in de Jaren twintig en dertig.
  Kandidaatsskriptie Vincent Sleebe, Katholieke Universiteit Nijmegen, 1883
- Verzameling artikelen uit de Zuidkrant., Wijkkrant. "groot" Ede-Zuid, nr. 20 (3de jaargang) 1981.
- Geschiedenis van Ede, Vereniging "OUD-EDE", heruitgav Gysbers & Van Loon, Arnhem 1980
- Samentwijnen - Via fusie naar integratie, Enka b.v, Arnhem, 1988.