Enka - het begin (en het einde)

Max Dendermonde (1919 – 2004) was schrijver. Hij heeft veel geschreven, zowel proza als poëzie. En hij werd veel gevraagd als auteur van boeken over de geschiedenis van bedrijven. Eén van die bedrijven was de Algemene Kunstzijde Unie. Ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van het bedrijf (1961) werd aan Max Dendermonde de opdracht verstrekt tot het schrijven van een “historische schets”. Daar is het boek “Nieuwe tijden, nieuwe schakels” uit voortgekomen.

Uiteraard is een belangrijke plaats ingeruimd voor de oprichter van het bedrijf, Jacques Coenraad Hartogs. Deze zoon van een textielhandelaar uit Rotterdam studeerde in 1907 af als doctorandus in de chemie. Hartogs sr. had het alleenverkooprecht voor Nederland van rouwcrêpe verkregen van de Engelse zijdespinnerij en weverij Courtauld. Crêpe (of “krip”) kon in elke kleur geverfd worden, en had veel toepassingen. De indruk bestaat dat Hartogs sr. niet alleen voor zwarte crêpe de alleenverkoop van Courtauld kreeg, hij zal ook crêpe in andere kleuren hebben geïmporteerd en verkocht. Echter, Hartogs was Joods, en zwarte crêpe werd, onder de soortnaam “rouwcrêpe”, vooral door Joodse vrouwen gebruikt als zij in de rouw waren. En zo is Hartogs sr. de geschiedenis ingegaan als een in rouwcrêpe gespecialiseerd leverancier.

De zijderups maakt zijde door het afscheiden van een stroperige vloeistof, die bij contact met de lucht verhardt en zo een draad vormt. De gedachte was om dat proces te imiteren, om zo kunstmatig zijde te maken. Courtauld experimenteerde dan ook, net als vele andere bedrijven, met kunstzijde. De meest veelbelovende methode was die op basis van cellulose. Planten (en dus ook bomen) bestaan voor een groot deel uit cellulose. Cellulose, van nature niet oplosbaar, bleek langs chemische weg om te zetten in een stroperige vloeistof, de viscose. Door deze viscose onder druk in een zuurbad te spuiten werd de opgeloste cellulose door inwerking van het zuur weer omgezet in de niet-oplosbare cellulose, in de vorm van dunne draden.

Al in 1891 was dit viscose-procedé in Engeland ontdekt door de scheikundigen Cross, Bevan en Beadle. Zij verkregen hier een octrooi op. Dit octrooi werd door Courtauld gekocht. En in 1904 opende Courtauld in Coventry een fabriek voor kunstzijde. Niet alleen in Engeland, maar overal in Europa werd gezocht naar een manier om garens te kunnen produceren die op industriële wijze uit goedkope grondstoffen vervaardigd konden worden. Belangrijk was vooral de Franse graaf Hilaire de Chardonnier, die al in 1889 op een tentoonstelling in Parijs zijn uit cellulose verkregen garens toonde. Hoewel er ook andere procedés om kunstzijde te fabriceren met succes werden geïntroduceerd, zou het door Courtauld omarmde viscoseprocedé op basis van houtcellulose voor de AKU de basis vormen voor grote bloei.

Hartogs was in Amsterdam opgeleid door professor Holleman. Ongetwijfeld volgde deze man de nieuwe ontwikkelingen in zijn vakgebied op het gebied van kunstzijde met grote belangstelling. En zijn student Hartogs zal dat voorbeeld hebben gevolgd, hij werkte zelfs aan een proefschrift over manieren om kunstzijde te maken. Het proefschrift werd opgeschort toen junior, dank zij de relaties van zijn vader bij Courtauld, bij dat bedrijf een aanstelling kreeg. Een uitstekende gelegenheid om meer kennis op te doen over het produceren van kunstzijde.

In 1909 keerde Hartogs naar Nederland terug. Hij had ontdekt dat een aanpassing van de samenstelling van het zuurbad, waarin de viscose tot draden werd gevormd, een aanzienlijk beter product opleverde. Dat leek hem goed genoeg voor een octrooi, maar hij bood het eerst, op grond van het arbeidscontract, aan zijn werkgever Courtauld aan. Maar deze had geen belangstelling. Zo keerde Hartogs terug naar Nederland, naar Amsterdam. Hij ging weer werken aan zijn promotie, bij professor Holleman. Om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien aanvaardde hij een betrekking als chemiedocent aan de middelbare school Roelof Hart. Om slechts een goed jaar later al te promoveren.

Vervolgens laat hij in hetzelfde jaar 1910 een prospectus drukken over de mogelijkheden die een op export gerichte productie van kunstzijde biedt. Daarbij had hij een sterke troef in handen: hij kon dank zij zijn eigen octrooi een kwalitatief beter product maken tegen dezelfde (of zelfs lagere) kosten. Maar daarvoor moest wel eerst nog een fabriek gebouwd worden, en daar was veel geld voor nodig. Hartogs benaderde daarvoor de Girobank in Den Haag, die vervolgens contact opnam met F.H. Fentener-van Vlissingen van de Steenkolen Handels Vereniging (S.H.V.). Deze had aandelen in de Vereinte Glanzstoff Fabrieken A.G. in Elberfeld (Duitsland), en zijn contactpersoon daar was dr. Balthazar. De V.G.F. produceerde ook kunstzijde, echter niet op basis van viscose uit hout-cellulose, zij gingen uit van cuprammonium-viscose met katoen-cellulose als grondstof.

In die dagen was het vervaardigen van goede cellulose een lastige zaak want, zoals bij elk grootschalig chemisch proces, kleine wijzigingen konden snel grote gevolgen hebben. En de hele techniek stond nog in de kinderschoenen. Naar verluidt zou dr. Balthazar gezegd hebben: “Als hij werkelijk goede viscose kan maken zit er goud in. Het gaat er nu om hem te laten bewijzen dat hij het kan”.

Tot het leveren van dat bewijs werd Hartogs in staat gesteld. Want op 8 mei 1911 wordt de oprichtingsakte van de N.V. Nederlandse Kunstzijdefabriek bij de notaris gepasseerd. En in de Raad van Commissarissen zitten, naast Fentener van Vlissingen, ook dr. Balthazer èn professor Holleman. Aan de Vosdijk in Arnhem verrijst een, nog bescheiden, fabriek. De eerste productie was niet bruikbaar. Dat kwam door de samenstelling van het spinbad. Het door Hartogs aan Courtald aangeboden idee was om een klein beetje ijzer aan het spinbad toe te voegen, dat leverde namelijk een fraaiere en homogenere kunstzijde op. Alleen, bij de start van de productie in Arnhem zat er té veel ijzer in het spinbad, en daardoor moest het garen worden afgekeurd. Maar die problemen werden overwonnen, net als vele andere. En in 1914 wordt al winst geboekt.

Van dr. Hartogs is bekend dat hij mank liep. En traplopen was hem vrijwel onmogelijk. Die handicap is ontstaan in de tijd dat hij in Amsterdam aan zijn promotie werkte. Hij had een klein chemisch laboratorium in het schuurtje bij zijn woonhuis ingericht. Hartogs was getrouwd met Elisabeth Hijman. Dit was een oud-tante van Mosje Harel. Deze schrijft in zijn autobiografie “Metamorfosen”: “Elly Hijman was getrouwd met Jacques Hartogs, een scheikundeleraar aan de middelbare school in Amsterdam. Hij experimenteerde in een schuurtje, waarna er iets ontplofte en hij een deel van zijn been verloor. De details weet ik niet zozeer, maar hij droeg een schoen met een heel dikke zool. Zijn experimenten hadden uiteindelijk wel degelijk resultaat: hij ontdekte een methode om kunstzijde te produceren!”

Dat er “iets ontplofte” kan wel kloppen. Cellulose is ook bekend in de vorm van nitro-cellulose, (cellulose-nitraat), een zeer explosief mengsel, beter bekend als “schietkatoen”. Dat Hartogs daar ook onderzoek aan heeft gedaan is voor de hand liggend. En dat er “iets ontplofte” vormt een verklaring van een mislukt experiment waar zijn blijvende invaliditeit het gevolg van was. De wèl geslaagde experimenten leverden een proefschrift op onder de titel: “Quantitatief onderzoek over de Nitreering van Aniline en Form-, Aceet- en Benzinanilide”.

En daar kwam dus de AKU uit voort, die zou uitgroeien totAkzo-Nobel. Een concern dat, in 1998, ook Courtauld zou overnemen. Als aanloop tot het afstoten van de kunstvezel-activiteiten van Akzo-Nobel. O.m. uitlopend op sluiting van de oorspronkelijke bedrijven in Arnhem en Ede.

Zo bezien stond Courtauld aan de wieg èn het graf van de ENKA, de Nederlandse Kunstzijde-industrie.

  • Kantine
  • Logo